Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BE7721

Datum uitspraak2008-08-06
Datum gepubliceerd2008-08-18
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Arnhem
Zaaknummers166106
Statusgepubliceerd


Indicatie

Eiseres houdt gedaagde sub 2 en Interpolis aansprakelijk voor de schade die zij heeft geleden als gevolg van de verkeersfout die gedaagde sub 2 heeft gemaakt door (in strijd met artikel 54 RVV) uit te wijken naar de linkerrijbaan zonder eiseres, die op dat moment op die rijbaan reed, voorrang te verlenen. Gedaagde sub 2 en Interpolis hebben niet betwist dat gedaagde sub 2 een verkeersfout heeft gemaakt en dat eiseres daardoor schade heeft geleden. Zij beroepen zich echter op overmacht. De vraag die partijen verdeeld houdt is of dat beroep opgaat.


Uitspraak

vonnis RECHTBANK ARNHEM Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 166106 / HA ZA 08-185 Vonnis van 6 augustus 2008 in de zaak van [eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres, procureur mr. W.D. Huizinga, advocaat mr. C.W.J. de Bont te Doetinchem, tegen 1. de naamloze vennootschap N.V. INTERPOLIS SCHADE, gevestigd te Tilburg, 2. [gedaagde], wonende te [woonplaats], gedaagden, procureur mr. H. van Ravenhorst, advocaat mr. M. Bouman te Eindhoven. Eiseres zal hierna [eiseres] genoemd worden. De gedaagden zullen Interpolis en [gedaagde] worden genoemd. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - het tussenvonnis van 28 mei 2008 - het proces-verbaal van comparitie van 18 juli 2008. 1.2. Ten slotte is vonnis bepaald. 2. De feiten 2.1. Op 11 oktober 2006 is een ongeval gebeurd op de [weg] te [woonplaats]. De [weg] bestaat uit vier rijbanen. Twee rijbanen zijn bestemd voor het verkeer van de [ene weg] naar het [de andere weg]. De andere twee rijbanen zijn bestemd voor het verkeer in de tegengestelde richting. In het midden van de [weg] is een berm waar lichtmasten zijn geplaatst. Parallel aan de rijbanen richting het [de andere weg] ligt een invoegstrook voor verkeer uit de richting Elden. 2.2. [eiseres] bevond zich die dag in een personenauto op de linkerrijbaan van de [weg] richting het [de andere weg]. [gedaagde] bevond zich die dag in een personenauto op de rechterrijbaan van de [weg] richting het [de andere weg]. Zij stonden te wachten voor een rood stoplicht. Nadat het stoplicht op groen was gesprongen vervolgden zij hun weg richting het [de andere weg]. 2.3. Op enig moment reden zij ter hoogte van de invoegstrook. Op dat moment voegde een onbekende derde in op de [weg]. [gedaagde] is daarop uitgeweken naar de linkerweghelft. [eiseres] moest daarop, om een botsing met [gedaagde] te voorkomen, uitwijken naar de middenberm. Zij is tegen een lichtmast tot stilstand gekomen. 2.4. In het proces-verbaal van de politie is als beknopte ongevalsbeschrijving onder meer opgenomen: ‘(…) BE2 [rechtbank: [eiseres]] reed op de linker rijbaan en BE3 [rechtbank: [gedaagde]] reed op de rechter rijbaan. BE1 [rechtbank: onbekende derde] reed op de invoegstrook komende uit de richting Elden en voegde in. BE3 moest uitwijken voor BE1 en ging naar links. Links van BE3 reed BE2. BE3 heeft BE2 echter niet in zijn spiegels gezien. BE2 zag dat BE3 op haar afgereden kwam en trapte op de rem en stuurde naar links. Doordat BE2 dit deed raakte zij in de berm en raakte zij met de auto in een slip. Door deze slip draaide de auto met de linkerzijde verder de berm in en kwam tot stilstand tegen een lantaarnpaal. (…)’ 2.5. [gedaagde] heeft op het aanrijdingsformulier geschreven: “C voegde in waardoor A (ik) moest uitwijken en daardoor ging B in de slip.” 2.6. [eiseres] heeft op het aanrijdingsformulier geschreven: ‘ Voertuig B week plotseling uit en kwam op mijn weghelft waardoor ik in de berm tegen een lichtmast tot stilstand kwam” 2.7. In een ongedateerde schriftelijke verklaring heeft [gedaagde] nog geschreven: “Ik stond te wachten voor een stoplicht tot deze groen werd, samen met meerdere mensen. Het stoplicht werd groen dus we gingen rijden, ik reed ongeveer in het midden van de rij auto’s op de rechtse baan, toen kwam er een invoegstrook en daar van af kwam een grijs taxi busje dat mij toen afsneed. Door dat die taxi dat deed moest ik uitwijken. Door mijn uitwijk manoeuvre moest de auto die schuin achter mij reed ook uitwijken, en die raakte in de berm en toen in een slip tegen een paal aan. Ik ben toen zo snel als ik kon gestopt en ben gaan kijken of het goed ging met mevrouw. Toen ik daar aankwam was er ook al een andere auto gestopt, deze was van defentie. We hebben toen de politie gebeld en toen deze aangekomen waren hebben ze een rapport opgemaakt van de situatie. (…)’. 2.8. [getuige] heeft op 8 november 2006 op de vragen van Interpolis waar hij zich tijdens het ongeval bevond, hoe hard er werd gereden door betrokkenen, hoe het uitzicht was en wie er foutief handelden, het volgende verklaard: “(…) In mijn eigen voertuig ± 200 mtr achter de twee voornoemden. (…) 40-50 km/uur (…) Uitzicht was goed. Het was echter druk door ochtendspits. Toegestaan is 70 km/u. (…) Een derde voertuig kwam met zelfde snelheid de bocht om van de oprit en maakte een onverwachte beweging naar links. (…)” 2.9. [eiseres] heeft als gevolg van het ongeval letsel opgelopen. Zij heeft zich gewend tot een neuroloog dr. Boerman. In zijn verklaring van 23 mei 2007 heeft hij onder meer geschreven: ‘(…) De pijn zit vooral links in de nek met uitstraling naar links in de bovenarm tot in alle vingers en langs de achterkant van de schouder en tussen de schouderbladen. (…) Conclusie: post whiplash syndroom met pseudo radiculair uitstralende pijnen. Geen ander neurologisch letsel aangetoond. (…) Verwijzing naar het pijnteam. (…)”. 2.10. Interpolis is de WAM-verzekeraar van [gedaagde]. 3. Het geschil 3.1. [eiseres] heeft gevorderd dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis: 1. Voor recht zal verklaren dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de door [eiseres] geleden en nog te lijden schade ten gevolge van het haar op 11 oktober 2006 overkomen ongeval en dat Interpolis als verzekeraar van [gedaagde] gehouden is tot vergoeding van deze schade. 2. Interpolis zal veroordelen tot vergoeding van de door [eiseres] geleden en nog te lijden schade, welke nader dient te worden opgemaakt bij staat en dient te worden vereffend volgens de wet. 3. Interpolis en [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding. 3.2. Interpolis en [gedaagde] voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan. 4. De beoordeling 4.1. [eiseres] houdt [gedaagde] en Interpolis aansprakelijk voor de schade die zij heeft geleden als gevolg van de verkeersfout die [gedaagde] heeft gemaakt door (in strijd met artikel 54 RVV) uit te wijken naar de linkerrijbaan zonder [eiseres], die op dat moment op die rijbaan reed, voorrang te verlenen. [gedaagde] en Interpolis hebben niet betwist dat [gedaagde] een verkeersfout heeft gemaakt en dat [eiseres] daardoor schade heeft geleden. Zij beroepen zich echter op overmacht. De vraag die partijen verdeeld houdt is of dat beroep opgaat. 4.2. Van overmacht is slechts sprake indien [gedaagde] en Interpolis aannemelijk maken dat aan [gedaagde] ter zake van de wijze waarop hij aan het verkeer heeft deelgenomen, voor zover van belang voor de aanrijding, rechtens geen enkel verwijt kan worden gemaakt, waarbij eventuele fouten van andere weggebruikers alleen van belang zijn indien zij voor [gedaagde] zo onwaarschijnlijk waren dat deze bij het bepalen van zijn verkeersgedrag met die mogelijkheid geen rekening behoefte te houden. 4.3. [gedaagde] en Interpolis voeren in het kader van hun beroep op overmacht het volgende aan. [gedaagde] reed op de rechterrijbaan van de [weg]. De parallel aan die weg gelegen invoegstrook begint met een bocht en loopt vervolgens langs de rijbaan. Toen [gedaagde] ter hoogte van die bocht reed, kwam er opeens een taxibus over de doorgetrokken streep van de invoegstrook de rijbaan op althans de taxibus maakte een onverwachte beweging naar links. [gedaagde] had geen zicht op het verkeer dat de invoegstrook opkwam en had de taxibus dan ook niet zien aankomen. De invoegstrook bood voldoende ruimte om verderop op de juiste wijze veilig in te voegen over de onderbroken streep. De taxibus reed ongeveer even hard als [gedaagde], zo’n 50 kilometer per uur. Het was spits en vlak achter hem reden andere auto’s. Om te voorkomen dat [gedaagde] tegen de taxibus aan zou rijden, moest hij dan ook wel afremmen en uitwijken naar links. Zou hij alleen hebben geremd dan zou hij een botsing hebben veroorzaakt met achterop gelegen verkeer en waarschijnlijk zou de taxibus ook dan tegen [gedaagde] zijn gebotst. [gedaagde] heeft weliswaar in de spiegel gekeken maar [eiseres] heeft hij niet gezien. Onder deze omstandigheden kon [gedaagde] niet anders handelen dan hij heeft gedaan, aldus [gedaagde] en Interpolis. 4.4. [eiseres] stelt zich op het standpunt dat [gedaagde] andere keuzes had kunnen maken. Allereerst had hij kunnen remmen en de taxibus kunnen laten invoegen. In dat verband betwist [eiseres] dat de taxibus over de doorgetrokken streep kwam en dat vlak achter [gedaagde] een andere auto reed. In het uiterste geval had [gedaagde] er voor moeten kiezen om met de taxi te botsen in plaats van met [eiseres], aldus [eiseres]. 4.5. De rechtbank oordeelt dat veronderstellenderwijs uitgaande van de door [gedaagde] en Interpolis geschetste omstandigheden denkbaar is dat het beroep op overmacht opgaat. [eiseres] heeft de door [gedaagde] en Interpolis geschetste omstandigheden echter (ten dele) gemotiveerd bestreden. In het bijzonder heeft [eiseres] betwist dat de taxibus heeft ingevoegd over de doorgetrokken streep, dat [gedaagde] in zijn spiegel heeft gekeken en dat er verkeer vlak achter hem reed. Nu [gedaagde] en Interpolis zich beroepen op de rechtsgevolgen van de stelling dat sprake is van overmacht, rust volgens de hoofdregel van artikel 150 Rv op hen het bewijs van de (betwiste) feiten en omstandigheden waarop zij dat beroep baseren. Tot die bewijslevering zullen zij worden toegelaten. 4.6. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden. 5. De beslissing De rechtbank 5.1. draagt Interpolis en [gedaagde] het bewijs op van de feiten en omstandigheden (rov. 4.3.) waaruit blijkt dat sprake is van overmacht, 5.2. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 20 augustus 2008 voor uitlating door Interpolis en [gedaagde] of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel, 5.3. bepaalt dat Interpolis en [gedaagde], indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen, 5.4. bepaalt dat Interpolis en [gedaagde], indien zij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op vrijdagen in de maanden oktober tot en met december 2008 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald, 5.5. bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. S.C.P. Giesen in het paleis van justitie te [woonplaats] aan de Walburgstraat 2-4, 5.6. houdt iedere verdere beslissing aan. Dit vonnis is gewezen door mr. S.C.P. Giesen en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2008.